Sporen van de ijstijd op Eyckenstein
2018-12
Over het noordelijke deel van Landgoed Eyckenstein ligt een keten van heuveltjes en dalletjes. Vaak wordt dit reliëflandschap toegeschreven aan vroegere zandverstuivingen in de tijd dat er nauwelijks begroeiing was. Nader onderzoek laat zien dat er hoogstwaarschijnlijk een andere oorzaak moet zijn geweest.
In de voorlaatste ijstijd kwam de enorme ijslaag vanuit het noorden tot halverwege het huidige Nederland. Het langzaam schuivende ijs duwde een stuwwal, een eindmorene, voor zich uit, die na de ijstijd is blijven liggen en waarvan we de flanken nu de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug noemen. Volgens wetenschappelijk onderzoek is het gebied van de Laagte van Pijnenburg (een lager gelegen gebied tussen de Heuvelrug en het Gooi) tijdens die ijstijd nog eens door een nieuwe ijsopstuwing overreden, wat betekent dat er na een tijdelijke terugtrekking van het ijs opnieuw een (kleinere) ijslob over dit gebied geschoven is.
Ons vermoeden is dat deze laatste ijslob op de grote stuwwal van de Heuvelrug zijn eigen stuwwalletjes in het landschap heeft achtergelaten. Op de verschillende kaarten op het Actueel Hoogtebestand Nederland is namelijk heel duidelijk aan zowel de noordkant als de zuidkant van de Laagte van Pijnenburg een keten van reliëf te zien. De uitloper van de noordelijke keten ligt over Landgoed Eyckenstein heen.
Invloed op de latere structuren
Het achtergebleven reliëf in het landschap is in het verleden van invloed geweest op het gebruik en in enkele gevallen ook op de naamgeving van het gebied.
Vanaf de Eikensteeg loopt er een brede laan totaan de Koudelaan in Lage Vuursche. Beide lanen lopen langs de zuidflank van de keten. Het lijkt erop dat men deze lanen indertijd bewust in de lager gelegen gebieden gelegd heeft.
Mr. Willem Carel baron van Boetzelaer heeft na zijn komst op Eyckenstein (1878) in het noordelijke deel van het landgoed een gebied ontgonnen om daar landbouw op te kunnen bedrijven. Dit gebied wordt het Boetzelaersveld genoemd. Aan de ligging van het Boetzelaersveld kan afgeleid worden dat Willem Carel daarvoor het vlakkere gebied ten noorden van de keten uitgekozen heeft. Verder is te zien dat de Zinksloot, de lange sloot die door het hele landgoed loopt (in de 18e eeuw gegraven), precies bij het begin van de keten even een merkwaardige slinger naar het oosten maakt, waar hij zo’n 70 meter evenwijdig aan de keten loopt. Hoewel de sloot daarna weer in de oude richting verder gaat, over de keten heen, lijkt de keten ook hier toch van invloed geweest te zijn.
Rechts: Noordelijke deel van de kaart van Landgoed Eyckenstein. Tussen de rode lijnen ligt de keten, met in de groene rechthoek het Keienbos. Uitsnede links: Boetzelaersveld (donkerblauwe vlak is gele vlak op de kaart). Uitsnede rechts: rode lijn is ongeveer de grens tussen de bodem met en zonder stenen.
Onder: Paardenwed (blauwe cirkel) langs de zuidflank van de keten. In de uitsnede geeft de blauwe pijl de afwatering van het voederakkertje aan. (Bron: ahn.nl)
Invloed op de naamgeving
Enkele topografische namen op Landgoed Eyckenstein houden duidelijk verband met deze keten. De belangrijkste naam daarvan is wel het Keienbos. Op het kaartje geven de rode lijnen globaal de noord- en zuidflank van de keten aan. Het Keienbos, met groen aangegeven, ligt daartussenin. Volgens familieoverleveringen is de Gezichtslaan in Bilthoven, die oorspronkelijk de oprijlaan van Eyckenstein was, bij de aanleg verhard met keien uit het keienbos. Er moeten daar in die tijd dus veel keien in het Keienbos gelegen hebben, wat niet verwonderlijk is in een eindmorene van een ijslob. Bij de storm in januari dit jaar kwamen bij sommige omgewaaide bomen in het keienbos inderdaad ook keien met de kluit naar boven. De huidige eigenaar Rutger Wessel baron van Boetzelaer is een keer bij het inplanten van een bosvak op de zuidgrens van de keten een duidelijke (diagonaal liggende) grens van een steenrijke bodem tegengekomen. Aan de ene kant van de lijn lag het onder de grond vol met stenen en aan de andere kant niet, wist hij indertijd te vertellen. Vermoedelijk ligt de bodem in het keienbos nu nog vol met stenen die met het ijs meegekomen zijn.
In de tijd dat familie Van Boetzelaer Eyckenstein kocht, was het gebied nog behoorlijk nat en moeten er nog vennen aanwezig geweest zijn. Dat blijkt uit de naam Paardenwed op de kaart bij de koopakte (1876). Een paardenwed is een plaats waar paarden kunnen drinken. Voor dit paardenwed is gebruik gemaakt van één van de dalen in dit reliëfrijke stukje landschap. Van dit paardenwed is zo’n twee eeuwen geleden trouwens dankbaar gebruik gemaakt bij het ontwateren van een nabijgelegen oud voerakkertje. Nog steeds ligt er een greppel van deze voerakker naar het paardenwed, ook al is het nut daarvan tegenwoordig volstrekt niet meer aanwezig.
Onze conclusies wat betreft de ligging van de ijslob en de bijbehorende kleinere stuwwal op de grote stuwwal zijn enigszins speculatief. Van lezers met een bredere kennis op aardkundig gebied vernemen we graag hun inzichten.
Dit artikel sluit aan op het eerder geplaatste artikel Landschap lezen.