Meelopen met bosmierenonderzoeker

2020-06

Bosmierendeskundige Jeroen is begonnen met een bosmierenonderzoek op de Utrechtse Heuvelrug. Lex van Boetzelaer liep in april enkele uren met hem mee tijdens zijn inventarisatie op Landgoed Eyckenstein.

 

(2023: Op verzoek van de deskundige is hij in dit artikel geanonimiseerd. We noemen hem nu ‘Jeroen’.)

 

Hoewel Jeroen de hele Utrechtse Heuvelrug onderzoekt, richt hij zich nu vooral op de driehoek Utrecht – Amersfoort – Hilversum. Waarom heeft Jeroen de Heuvelrug als onderzoeksgebied gekozen? Jeroen: “De Utrechtse Heuvelrug is een heel interessant en afwisselend gebied. Bovendien heb ik gemerkt dat veel instanties hier erg enthousiast zijn en bereid zijn om mee te werken. Dat maakt het onderzoek voor mij wel een stuk makkelijker en zeker ook veel leuker.”

Bosmierennest op Landgoed Eyckenstein

Jeroen heeft tijdens zijn onderzoek altijd schriftelijke toestemming van de terreinbeheerder bij zich. Hiermee kan hij ook buiten de wandelpaden aan het werk. Want bosmieren maken hun nesten nou eenmaal niet alleen langs de wandelpaden. Jeroen zegt verrast te zijn door de hoge respons en de vele enthousiaste reacties van terreinbeheerders in deze omgeving

Al wandelend vertelt Jeroen veel interessante wetenswaardigheden van de bosmieren.

 

 

 

Doel van het onderzoek

Bosmieren slepen een insectenhuid mee.

Op de vraag wat Jeroen precies te weten wil komen, antwoordt hij: “Het primaire doel van mijn onderzoek is op de hele Utrechtse Heuvelrug zoeken naar de kolonies van kale bosmieren (Formica polyctena). Deze maken soms grote netwerken van nesten en paden en die netwerken wil ik beter begrijpen. Ik noteer alle nesten, ook die van andere soorten heuvelbouwende mieren (Formica-groep). Momenteel zit er heel veel werk in het verkennen van terreinen, zodat dat later als basis kan dienen voor een meerjarige monitoring. Na een jaar of tien kan er dan aan de hand van de basiskaart beoordeeld worden of er een toename of afname is en wat dat betekent.”

En dan? Jeroen: “De toepassing van de opgedane kennis is breed: van adviseren voor terreinbeheer, positief inzetten voor behoud en bescherming van bosmieren en biodiversiteit, door enthousiasme en kennis te delen. Inzicht krijgen in de werking van een ‘decentrale samenleving’ (kale bosmieren hebben veel koninginnen met veel nesten). Waar ik niet zo mee te koop loop, maar het is een van de belangrijkste motivaties, is inzicht in netwerkstrategieën, communicatie en algoritmes bij de mieren.”

Waarom is dit eigenlijk allemaal zo belangrijk? “Bosmieren zijn een aanwijzing dat de biodiversiteit hoog is, ze vervullen ook een belangrijke rol in het ecosysteem door dode insecten op te ruimen, grond om te werken en zaden te verspreiden. Ze kunnen rupsenplagen tegengaan en luizen in toom houden. Daarnaast hebben bosmieren een grote educatieve waarde, omdat de nesten en mierenpaadjes voor iedereen, vooral voor kinderen, makkelijk te vinden en volgen zijn. Het beschermen en in stand houden, of zelfs helpen van bosmieren draagt bij aan de kwaliteit en beleving van het bos.”

Jeroen maakt voor Eyckenstein trouwens ook dankbaar gebruik van een bosmiereninventarisatie die Lex van Boetzelaer in 2014 op het landgoed uitgevoerd en op een kaart ingetekend heeft. Op deze kaart staan ruim dertig nesten aangegeven. Voor een deel zijn die nesten nu nog terug te vinden, maar sommige zijn verdwenen.

 

Wetenswaardigheden van rode bosmieren

Slavendrijverij komt ook bij bosmieren voor. Jeroen: “Rode bosmieren leven soms samen met andere mierensoorten, waarbij ze die als slaven gebruiken. Zo dringt een koningin van de bosmier wel eens binnen in het nest van de grauwgrijze renmier (Formica fusca). Na de koningin van de grauwgrijze renmier gedood te hebben, neemt de bosmierkoningin haar plaats in, waarna ze door de werkstermieren verzorgd wordt. En zij kan naar hartenlust eitjes leggen, die eveneens door de plaatselijke bevolking van de grauwgrijze renmier grootgebracht worden.”

Zoet sap druipt van de berkenboom.

De kale bosmier (Formica polyctena) is moeilijk te onderscheiden van de behaarde bosmier (Formica rufa). Jeroen: “De kale bosmier is vaak wat kleiner. Formeel is dat geen determinatiekenmerk, maar voor een eerste indicatie gebruik ik dat er wel voor.” Het is wel gebleken dat beide soorten kunnen hybridiseren, wat betekent dat de soorten elkaar kunnen bevruchten en nakomelingen krijgen. Dit maakt het onderscheiden nog moeilijker. Een onderscheid is dat een nest van de behaarde bosmier meerdere koninginnen kan hebben, terwijl het nest van de kale bosmier er maar één kan hebben. De behaarde bosmier heeft bovendien geen kolonies met meerdere nesten, zoals de kale bosmier die wel heeft. Die kolonienesten kunnen soms wel een paar honderd meter uit elkaar liggen.

In de buurt van de nesten staan vaak voedselbomen. Hoog in een dennenboom zitten dan bijvoorbeeld luizen, waar de mieren op afkomen. Terwijl we een mierenpad volgen om te zien waar het naartoe leidt, stuiten we op een vocht lekkende berkenboom. Vele bosmieren doen zich onder de boom en langs de boomstam tegoed aan het zoete sap die uit de berk stroomt. Boswerkzaamheden kunnen volgens Jeroen rampzalig voor de bosmieren zijn als hun voedselbomen gerooid en hun mierenpaden door machines druk bereden worden. Ze zijn dan zowel hun wegennet als hun ‘supermarkten’ kwijt, wat het einde van het nest kan betekenen. Het is belangrijk dat bosbeheerders hier met werkzaamheden rekening mee houden.

Vaak zie je dat een bosmierennest over een oude boomstam heen ligt, vertelt Jeroen. Dat komt doordat de bosmieren hun nest vaak in een halfrotte boomstam beginnen, en van daaruit hun nest uitbouwen.

 

Stukje kaart met sociale verbanden tussen de bosmierennesten.

Werkwijze

Met GPS worden alle gelopen routes getrackt. Dit is handig om na afloop te kijken welke plekken wel verkend zijn en welke nog niet. Jeroen geeft elk nest een eigen nest-ID. Van alle gevonden nesten wordt met GPS de positie bepaald en alle gegevens voert Jeroen per nest in een database in. Daarnaast vermeldt hij de activiteit, de omvang van de nesten, de aanwezigheid van mierenpaden, de uitworp van zand, begroeiing, beschadigingen en verstoringen. Wanneer hij bij een verkenning een nest aantreft dat al bekend was, noteert hij de gegevens nogmaals. Op die manier wordt tijdens een verkenning ook deels een monitoring uitgevoerd.