Heeft boomsgewijs bosbeheer de toekomst?
Onderzoek door studenten over bosbeheer op Eyckenstein
2017-09
Martijn Jansma en Martijn Lourens (beide 25 jaar en uit de omgeving van Arnhem) zijn twee studenten aan de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp, Bos en Natuurbeheer, en hebben Bosbouw/Urban Forestry als specialisatie. Ze zijn vanuit het MBO/HAVO doorgestroomd naar Larenstein. Ze hebben in september hun gezamenlijke afstudeeropdracht afgerond en gepresenteerd.
Hun studie heeft zich deels op Landgoed Eyckenstein afgespeeld. Martijn: “Als afstudeeropdracht hebben wij op Landgoed Eyckenstein onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van boomsgewijze uitkap (zie kader) in een opstand waar de beheerder nu niet goed weet of uitkap hier mogelijk is. Hierbij zijn we op zoek gegaan naar geschikte jonge boompjes die tussen de natuurlijke verjonging staan en waarvan we de verwachting hebben dat dit mooie, grote en dikke bomen gaan worden.”
Twee verschillende methodes die toegepast kunnen worden om bos te beheren, zijn “vlaktegewijsbosbeheer” en “boomsgewijs bosbeheer”. Bij de eerste methode wordt een bosvak als één geheel beschouwd en als een kale vlakte met bomen van één soort ingeplant. Zijn de bomen (na enkele tussentijdse dunningen) kaprijp, dan wordt de hele vlakte tegelijk geoogst, waarna de cyclus opnieuw begint. Bij de boomsgewijze methode gaat men heel anders te werk: er wordt gestreefd naar een gevarieerd soortenbestand, waarbij steeds per boom beoordeeld wordt of hij gekapt wordt, of nog verder kan groeien. Er ontstaat zo een evenwichtig bos met verschillende groei-etages van bomen van allerlei leeftijden door elkaar. Daardoor staat deze methode veel dichter bij de natuur.
De studenten leggen uit dat ze dit doen om een meer natuurvolgend bosbeheer als optie te kunnen geven voor het beheren van zogenaamde ‘probleemopstanden’. Hierdoor hoeft de beheerder niet meer het gehele bosvak leeg te kappen, maar kan een deel van het bosklimaat blijven bestaan. Onder ‘probleemopstanden’ (ook wel ‘doorgedunde opstanden’) wordt dan verstaan: opstanden waarbij het stamtal lager ligt dan in werkelijkheid mogelijk is. Martijn: “Dit betekent dat er te weinig bomen in staan om maximaal gebruik te maken van de ruimte. De verjonging onder deze bomen is natuurlijk opgekomen en de potentie voor productie hiervan was nog onduidelijk aan het begin van ons onderzoek.”
De onderzoeksmethode die de studenten hebben gevolgd, is in twee delen opgesplitst: theorie en praktijk. Aan de hand van literatuurstudie hebben ze onderzocht wat op papier de voorwaarden van boomsgewijs beheer zouden moeten zijn. De resultaten hebben ze vervolgens op het landgoed in drie bosvakken (proefplots) uitgetest. De drie gekozen bosvakken (elk 1 hectare groot) zijn gekozen omdat de verwachting was dat hier een verschil in potentie zat voor het uitkapsysteem. Uiteindelijk bleek deze verwachting niet helemaal te kloppen. Bij het onderzoek van de drie bosvakken hebben de studenten toekomstbomen aangewezen van de soorten fijnspar, lariks, berk, sitkaspar en lijsterbes. Andere gevonden soorten waren nu voor dit onderzoek niet van belang. Het onderzoek duurde een half jaar, maar biedt volgens de studenten zeker mogelijkheden voor vervolgonderzoek.
Hoe zijn Martijn en Martijn op het idee gekomen om dit onderzoek te doen? Martijn: “De opdracht is gekomen vanuit de Bosgroep Midden Nederland, Wouter Delforterie (onze begeleider en beheercoördinator van Eyckenstein). Eyckenstein heeft meerder bosvakken waar het stamtal lager ligt dan mogelijk is, daarom leek het Wouter de beste locatie om onderzoek te verrichten.”
De bedoeling van het uitkapsysteem is dat de bomen die het meest vitaal zijn en de hoogste kwaliteitsverwachtingen hebben, worden aangemerkt met blauwe verf en worden opgesnoeid tot 6 meter. Deze zogenaamde toekomstbomen worden tijdens hun groei begeleid, waardoor er een hoge kwaliteit hout ontstaat. Door de aandacht op een boom te richten in plaats van op een oppervlakte, blijft het bosbeeld beter bewaard.
Het resultaat van het onderzoek is dat boomsgewijze uitkap in dit soort opstanden een realistische mogelijkheid is. Martijn: “De doorslaggevende factor voor het slagen van het uitkapsysteem is de aanwezigheid van voldoende toekomstbomen. Verder is er veel kennis en inzicht vereist vanuit de beheerder.” Hierbij moet de beheerder rekening houden met de kwantiteit (aantallen) en kwaliteit van de verjonging die in de opstand te vinden zijn. Het beheer van dit systeem is complexer dan het kaalslagsysteem, waardoor er meer kennis wordt verwacht van beheerders en uitvoerders van de werkzaamheden. Een kanttekening is nog wel dat de toekomstige ontwikkelingen van productie nu nog moeilijk in te schatten zijn.
Hoe nu verder? Martijn: “We hopen dat Eyckenstein ervoor openstaat om deze methode toe te gaan passen. Het biedt een kans om een natuurlijk bos op het landgoed te krijgen met een hogere natuurwaarde en recreatieve waarde, waarbij er ook nog ruimte is voor productie.”
Op de valreep vernamen we nog dat de heren een 7 als beoordeling voor hun afstudeeronderzoek ontvingen, waarvoor we ze van harte feliciteren!
Meer informatie: “Op weg naar boomsgewijs bosbeheer” van Etiënne Thomassen (Bosgroep Zuid Nederland) & Wouter Delforterie (Bosgroep Midden Nederland)
De drie proefvakken op Landgoed Eyckenstein.