Rutger Wessel baron van Boetzelaer 70 jaar op Eyckenstein

2016-06

In juni dit jaar is het precies zeventig jaar geleden dat Rutger Wessel baron van Boetzelaer, de huidige eigenaar van het landgoed, op Eyckenstein kwam wonen. In dit artikel beschrijven we hoe hij zich in die tijd het beheer van het landgoed eigen maakte. De informatie is grotendeels afkomstig van de agendalezingen, waar we in de vorige nieuwsbrief over schreven, in het artikel Vastlegging mondelinge geschiedenis.

Rutger Wessel baron van Boetzelaer (1918) groeide op in ‘ ‘t Kastelleke Zwanenburg’ in Dinther (NB). Hij is de zoon van Mr. Otto Maximiliaan baron van Boetzelaer en Ursula Cunera barones van Asch van Wijck. Samen met zijn jongere broer Zeger had Rutger in Dinther een heerlijke jeugd. In die tijd woonde zijn opa Mr. Willem Carel baron van Boetzelaer nog op Eyckenstein. Willem Carel overleed in 1934, waarna Eyckenstein tot na de Tweede Wereldoorlog onbewoond bleef. Eind jaren dertig ging Rutger in Wageningen bosbouw studeren, maar vanwege de oorlog moest hij deze studie staken. Zeger studeerde in Deventer, maar is daar als verzetsman helaas om het leven gekomen.

Op 22 juni 1946 (precies zeventig jaar geleden) verhuisde Rutger met zijn ouders naar Eyckenstein. Dat was een moeilijke overgang voor hem: weg van zijn vrienden van school en van de boerderijen in de omgeving, waar hij zijn hele jeugd mee gedeeld had. Enkele jaren later pakte hij zijn studie in Wageningen weer op. Tijdens zijn studie woonde hij in Bennekom op kamers, maar regelmatig fietste hij heen en weer naar Eyckenstein om er tussendoor zo veel mogelijk in de bossen te kunnen werken. Hij was er begonnen met het opzetten van een eigen boomkwekerij.

1948-08-00 RW van Boetzelaer praktisch werk op Landgoed Oostereng 500

Rutger tijdens zijn studie bezig met ‘praktisch werk’ op Oostereng, Wageningen Hoog (aug. 1948)

Eind 1950 werd Rutger erg ziek, waardoor hij een aantal examens miste en nu zijn studie niet kon afronden. Een grote teleurstelling, want hij beheerste de stof wel. Ondertussen had hij zich verloofd met Anna Elisabeth barones van Lawick (1923). Zijn ouders en schoonouders vonden het erg belangrijk dat hij zijn studie alsnog zou voltooien. Zijn schoonouders gaven hem zelfs geen toestemming met hun dochter te trouwen als hij geen baan had. Uiteindelijk besloot zijn vader in het voorjaar van 1951 om hem een toelage te geven voor het werk dat hij in de bossen van Eyckenstein verrichtte. Aan zijn oom Wes, eigenaar van het noordlijke deel van het landgoed, stelde Rutger voor om diens administratie over dit deel over te nemen. Kort daarna besloten zijn vader en diens broer Wes dat Rutger van zijn oom Wes een kleine toelage (f 400,- per kwartaal) zou krijgen voor het werk dat hij verrichtte en 5% van de houtverkoop vanaf 1952. Rutger is toen ook de administratie voor zijn oom gaan doen.

In september 1951 ontving moeder Van Boetzelaer een brief van moeder Van Lawick. Er kwam ineens licht in de zaak! Elisabeth kreeg van haar ouders een toelage van fl 110,- per maand. En ook Rutgers eigen familie kwam te hulp: zijn neef Louk des Tombe, burgemeester van Apeldoorn, liet weten dat Rutger een vergoeding zou krijgen als hij daar stage zou lopen: vijf maanden in de bossen en één maand op de administratie van de Gemeente Apeldoorn. Nu was de weg vrij om te gaan trouwen. In november 1951 traden Rutger en Elisabeth in het huwelijk, waarna ze zes maanden in een vakantiehuisje in Beekbergen woonden. In juni 1952 verhuisden ze definitief naar Eyckenstein, waar ze twee kamers tot hun beschikking kregen. Er was in die tijd na de Tweede Wereldoorlog namelijk een grote woningnood en het huis werd daarom door veel mensen bewoond.

Hoewel Rutger zich in die tijd volledig voor de Eyckensteinse bossen inzette, was het nog steeds niet duidelijk hoe zijn toekomst eruit zou zien. Zijn vader was nog eigenaar van Eyckenstein en het rentmeesterschap lag bij Cornelis Willem Meijerink, die aan de Gezichtslaan woonde. Er waren serieuze gesprekken tussen Rutger, zijn ouders en schoonouders. Maar zijn enige wens was: rentmeester zijn van Eyckenstein! Zijn werkzaamheden lagen voornamelijk in zijn boskwekerij en boomkwekerij in de huidige moestuin en in de bossen: het poten van enorme aantallen douglas, fijnspar, grove den, Oostenrijkse den, thuja en larix op plaatsen in het bos met sprookjesachtige namen, die Rutger in zijn agenda’s heeft genoteerd: Duivenakker, Vossenbos, Hertenbos, Voerakker, Keienbos, Grote bos, Nieuwe werk, Bos van Kok, Boetzelaerveld, Rommelbos. Meerdere van deze namen zijn tegenwoordig nog in gebruik of nog te herleiden, maar van enkele is niet bekend waar ze gelegen hebben.

Rutger pakte in die tijd alles aan, hij bleste bomen en had besprekingen met Meijerink over houtverkoop, administratie en de verkoop van kerstbomen aan huis. Ook voerde hij besprekingen over bankzaken en belasting.

In de zomer van 1954 raakten de ontwikkelingen in een stroomversnelling. Rutger en Elisabeth hadden net hun intrek in Klein Eyckenstein (tegenover Eyckenstein) genomen. Na een kort ziekbed overleed vader Max op 4 augustus. Rutger kreeg toen officieel het beheer over het landgoed. In oktober, tijdens een diner, werd door de huurders van de oostelijke vleugel van Eyckenstein meegedeeld dat ze naar Australië zouden vertrekken. In november opperde Rutgers moeder het plan om Eyckenstein in tweeën te delen, waarbij Rutger met Elisabeth in de oostelijke vleugel zouden gaan wonen. Dit plan werd uitgevoerd en Rutger bewoont tot op heden de oostelijke vleugel.

 

Laat een reactie achter